Voertuigcontrole

Eén van de examenonderdelen die je moet beheersen is de voertuigcontrole. Eén of eerdere onderdelen kunnen bevraagd worden. Maak er een gewoonte van om tegen de klok in rondom de auto te lopen. Begin bij de linker voorportier. Uiteindelijk loop je tegen het verkeer in wanner je wilt gaan instappen en dat is nu juist de bedoeling. Hieronder vindt u alle aspecten die te maken hebben met het onderwerp “voertuigcontrole”.

Op afstand

Onvolkomenheden die je op afstand kunt waarnemen zijn:

  • Vloeistoffen onder de auto. Dit zou kunnen duiden op lekkage van olie, brandstof etc. Een eventueel probleem zul je eerst moeten verhelpen, alvorens te gaan rijden.
  • Scheefstand van de auto. Dit kan betekenen dat je een lekke band hebt, die je -alvorens te gaan rijden- eerst moet verwisselen.
  • Kinderen, en wie weet volwassenen, die zich bij het verstoppertje spelen onder de auto verstoppen.

Rondom de auto

  • Kijk of de ruiten niet beschadigd, vuil, besneeuwd of aangevroren zijn. Zorg dat de ruiten schoon zijn voor je wegrijdt.

Zijkant van de auto

  • Banden: deze moeten minimaal een profieldiepte hebben van 1,6 mm, maar beter is 2,0 mm. Vaak zijn in de banden tussen de profielen slijtagestrips aangebracht. Als deze gaan slijten, dan is minimale profieldiepte bereikt en moeten de banden vervangen worden.
  • Er mogen geen scherpe uitstulpingen zijn op de zijwang/-kant van de band (kanvasbreuk, klapband).
  • Ventieldopje moet aangebracht zijn. Vuil in het ventiel maakt dat je de band niet meer op druk kunt brengen.
  • Druk in de band is plusminus 2,2 BAR, afhankelijk van het voertuig en de belading. Aan het “uitzakken” van de wangen van de band kun je zien of er nog voldoende lucht in de banden zit.
  • De velgen mogen aan de randen niet beschadigd zijn, hierdoor kan de band leeg lopen.
  • Zijspiegel(s): heel, goed, vast.
  • Deuren: deze moeten goed in het slot vallen.
  • Brandstofvulopening: hierbij mag je geen sporen van lekkage aantreffen. Lichte sporen ten gevolge van slordig tanken vallen hier niet onder.

Achterzijde van de auto

  • Verlichting: zie lichten voorzijde.
  • Kentekenplaat: deze moet goed bevestigd en goed leesbaar zijn (oftewel, om makkelijk te onthouden: heel, goed, vast).
  • Koplampen (ook mistachterlicht): heel, goed, vast.
  • Ruitenwisser: heel, goed, vast.
  • Hoedenplank: hierop mag geen ’troep’ rondslingeren. Je moet beseffen dat deze ’troep’ bij een frontale aanrijding verwordt tot ongeleide projectielen, die veel schade kunnen aanrichten.

Voorzijde van de auto

  • Kentekenplaat: deze moet goed bevestigd en goed leesbaar zijn (oftewel, om makkelijk te onthouden: heel, goed, vast).
  • Koplampen: heel, goed, vast.
  • Ruitenwissers: heel, goed, vast.

Controle onder de motorkap

De hendel om de motorkap te kunnen openen moet je blindelings kunnen vinden. Ook de hendel onder de motorkap zelf. Ook het vastzetten en weer sluiten van de motorkap moet je correct kunnen uitvoeren. Jouw instructeur zal je dit een aantal keren laten oefenen.
Na het sluiten van de motorkap nog even controleren of deze werkelijk vast zit. De symbolen van de betreffende onderdelen die je onder de motorkap moet kennen, komen overeen met de symbolen op en rond het dashboard. De functies kun je hier dus uit afleiden. Daar de plaatsing van de onderdelen onder de motorkap per type voertuig verschilt, volsta ik met het opnoemen van dat wat je moet kennen. Hierbij gaat het om (de reservoirs van):

  • olievulopening, oliepeilstok
  • vloeistoffen/olie van: koeling, ruitenwisser, stuurbekrachtiging, rembekrachtiging

Het niveau van de vloeistoffen tussen het minimum- en maximumniveau zitten. Gebruik -voor bijvullen- alleen de daarvoor bestemde vloeistoffen of olie. Vervolgens de accu; deze moet goed en vast bevestigd zijn en de polen mogen geen sporen van oxidatie vertonen (wit ‘poederig’ als een leeggelopen batterij).

Een enkele keer kan nog gevraagd worden naar: dynamo (laadt de accu op), luchtfilter (zuivert de lucht naar de motor), radiator (zorgt voor koeling van de motor).

Controle in de auto

Je moet kennen/weten:

  • de meters en hun functie,
  • de bedieningsorganen (richtingaanwijzer, versnellingspook etc.),
  • lampjes/symbolen op het dashboard,
  • ventilatiemogelijkheden en airco,
  • anti-verblindingsstand van de binnenspiegel,
  • schakelaar voor de achterruitverwarming en die van het mistachterlicht.

Het is noodzakelijk al deze genoemde onderdelen blindelings te vinden, zodat je tijdens het rijden niet wordt afgeleid als je ze nodig mocht hebben.

Tot slot

Na het instappen, vóór je gaat rijden, moet je eerst een aantal handelingen verrichten. Deze handelingen – die je moet kunnen benoemen en uitvoeren – zijn:

  • Juist afstellen van de bestuurdersstoel en stuur (zit- en stuurhouding)
  • Goed afstellen van de binnen- en buitenspiegel(s)
  • Afstellen van hoofdsteun (plusminus bovenkant hoofd = bovenkant hoofdsteun)
  • Omleggen van de autogordel.
Menu